🔹Artikel IX-3 (Im)materiële schadevergoeding voor buitensporig geweld door burger jegens overheidsmed

  1. Een overheidsmedewerker zoals bedoeld in dit artikel is een ambtenaar in functie werkzaam voor: Politie/KMAR, Ambulance of Justitie.

  2. Bij bepaling of buitensporig geweld van toepassing is wordt uitgegaan van Artikel II-6 Eenvoudige mishandeling (300 SR), Artikel II-7 Zware mishandeling (302 SR), Artikel II-2 Gijzeling (282 SR) en Artikel II-3 Bedreiging (285 SR). Artikel II-4 Doodslag (287 SR) en Artikel II-5 Moord (289 SR) zijn alleen van toepassing indien het een "poging tot" betreft.

  3. Buitensporig geweld dient jegens een overheidsmedewerker te zijn toegepast.

  4. Indien verdachte conform lid 2 wordt veroordeeld wordt de boete die ontstaat uit de artikelen benoemd in lid 2 met 30% verhoogd en komt dit 30% deel als vergoeding ten gunste van de getroffen overheidsmedewerker.

  5. Indien meerdere overheidsmedewerkers slachtoffer zijn van buitensporig geweld, dan wordt de vergoeding zoals beschreven in lid 4 evenredig verdeeld over de overheidsmedewerkers.

  6. Een vergoeding die ten gunste komt van de getroffen overheidsmedewerker is alleen mogelijk indien een advocaat is betrokken bij de zaak.

  7. Een uitzondering op lid 6 is indien er een besluit is genomen door OvJ/HOvJ/hOvJ die betrokken wordt bij de zaak.

  8. Het schadevergoeding document kan alleen worden ondertekend door korpsleiding of een OvJ/HOvJ/hOvJ.

  9. Schadevergoeding wordt uitgekeerd vanuit de korpsleiding op vertoon van het schadevergoeding document.

Laatst bijgewerkt